1. Adenotomie = Adenotomie is de benaming voor het verwijderen van het adenoïd. De neusamandel wordt daarbij via de mond onder volledige narcose "geschraapt".
2. Alexythimie = Men heeft moeite om de eigen gevoelens te voelen. (bron: in tekst)
3. Analgetica = Pijnstillende middelen.
4. Angelman syndrome = Syndroom veroorzaakt door een afwijking in de chromosoom, met als symptomen een typisch uiterlijk, ontwikkelingsachterstand en epilepsie.
5. Apoptose = Natuurlijke celproces dat leidt tot het afsterven van cellen die een afwijking vertonen en daardoor niet (meer) goed functioneren.
6. Assertions = Beweringen.
7. Atelectase = ontplooiing van longblaasjes verloopt niet goed, of
ontbreekt.
8. Atlanto-axiale instabiliteit = Atlantoaxiale instabiliteit of subluxatie is een instabiliteit van de eerste en tweede halswervels.
9. Attenion sub-scale = Sub-scale is een schaal in een schaal.
10. Autism Spectrum Disorder = Autismespectrumstoornis= visie dat de autistische stoornis en daaraan verwante aandoeningen een continuüm vormen, waarbij de symptomen als schaal worden beschreven.
11. Autosomaal = Niet-geslachtsgebonden.
12. Basale ganglia = De basale ganglia is een groep van kernen in de hersenen. Ze liggen om de thalamus heen. De kernen staan met elkaar in verbinding en kunnen grotendeels beschouwd worden als onderdelen van één regelsysteem in de hersenen. De basale ganglia zijn betrokken bij het controleren van bewegingen, maar ook bij motivatie en beloning.
13. Bilateraal = Tussen 2 mensen ,zaken,…
14. Blefaritis = Blefaritis is een ontsteking van de oogleden, met name de ooglidrand waar de wimpers zijn ingeplant.
15. Cardiomegalie = Hartvergroting.
16. Cardiomyopathi = Hartspierziekte.
17. Cardiorespiratior = Met betrekking tot hart en ademhaling.
18. Case studie = Studieverslag over één specifiek geval.
19. Cervixcarcinoom = Synoniem: baarmoederhalskanker.
20. Chronisch = Terugkerende of aanhoudende pijn gedurende minimaal drie maanden en minimaal 15 dagen per maand aanwezig (bron: in tekst)
21. Coeliakie = Coeliakie, ook wel glutengevoelige enteropathie of glutenintolerantie genoemd, is een complexe aandoening te wijten aan een permanent onvermogen gluten uit de voeding te verdragen.
22. Coherentie = Algemene samenhang.
23. Cohortstudies = Studie waarbij een deel van een populatie (de cohorte) gedurende een bepaalde tijd (retrospectief of prospectief) bestudeerd wordt, dus met verschillende metingen tijdens een tijdsinterval, in tegenstelling tot een cross-sectionele studie waarbij de populatie op één ogenblik wordt bestudeerd.
24. Comorbide = Het tegelijkertijd aanwezig zijn van verschillende aandoeningen-stoornissen. Stoornissen die vaak samen gaan met ADHD vindt u bij Verwante stoornissen.
25. Comorbiditeit = Het tegelijk aanwezig zijn van verschillende aandoeningen-stoornissen.
26. Congenitaal = aangeboren.
27. Congenitale hartafwijking = Een congenitale (aangeboren) hartafwijking of aandoening is al bij de geboorte aanwezig. Het gaat om afwijkingen in de bouw (de anatomie) van het hart.
28. Convulsies = krampaanvallen.
29. De combinatietest = De combinatietest is een onderzoek tijdens je zwangerschap. Met dit onderzoek kun je de kans berekenen op een kindje met het syndroom van Down.
30. Diagnostiek = Het vaststellen van aanwezigheid van ziektes of stoornissen met het oog op medische behandeling.
31. Dichotome = Kans variabele of uitkomst met slechts 2 mogelijke uitkomsten of waarden.
32. Dihydro-ergotamine = Geneesmiddel
33. DQ8 = Indien een persoon geen HLA-DQ2en/of DQ8 heeft, is de kans dus zeer klein dat iemand coeliakie heeft of dit in de toekomst nog ontwikkelt.
34. Dysfasie = afwijking dat je geen correcte woorden en zinnen kunt maken
35. Dysmorfiëen = misvorming.
36. Enzym = Natuurlijke stof die bepaalde reacties in je lichaam
versnelt.
37. Evidence-based = gebaseerd op gegevens uit kwantitatief en-of kwalitatief wetenschappelijk onderzoek. Welke gegevens als evidence gelden in het veld van de ziektepreventie en gezondheidsbevordering is nog aan discussie onderhevig. Gezondheidswinst is moeilijk aan te tonen, zeker in kortlopende projecten.
38. Fluranizine = flunarizine evenals de anti-epileptica valproïnezuur en topiramaat kunnen de frequentie van de aanvallen verminderen, hoewel ze niet specifiek voor migraine zijn bedoeld.
39. Folliculitis = Folliculitis betekent letterlijk “ontsteking van haarzakjes” en naaste omgeving. Het wordt ook wel een “haarwortel-ontsteking” genoemd.
40. Fragile X syndrome = Een erfelijke aandoening met verstandelijke beperking en autisme.
41. Gegeneraliseerde = Uit een bijzonder geval een algemene conclusie afleiden.
42. Geïncludeerd = Opgenomen in.
43. Glaucoom = Glaucoom veroorzaakt een progressief gezichtsverlies dat begint in het perifere zicht, en langzaam uitbreidt naar het centrum.
44. Glycogeenstapeling = stapelingsziekte, waarbij er te veel zetmeel in de lever en
spieren wordt opgeslagen, waardoor deze minder goed kunnen functioneren.
45. Hepatomegalie = leververgroting.
46. Hyperserotoninemie = Een verhoogd niveau van serotonine (neurotransmitter die invloed heeft op het geheugen).
47. Hyperthyreoïdie = Hyperthyreoïdie wordt gekenmerkt door een abnormaal hoge productie van de schildklierhormonen.
48. Hypertrofische = vergroting van alle delen van het maagslijmvlies, met de
vorming van onder andere plooien en zweren.
49. Hypothyreoïdie = Een trage schildklier (ook wel hypothyreoïdie genoemd) maakt te weinig schildklierhormoon aan.
50. Idiopathische = Onbekende oorzaak.
51. Incidentie = het aantal nieuwe gevallen van een bepaalde ziekte in een omschreven populatie tijdens een omschreven periode.
52. Infantiele = combinatie van het syndroom van West (een vorm van
epilepsie, ook wel infantiele spasmen genoemd) met netvliesafwijkingen, en een onderontwikkeling van de grootste verbinding tussen de linker en rechter hersenhelft.
53. Insufficiëntie = onvoldoende of ontoereikende werking.
54. Interaveneus = medisch in de ader gelegen of plaats vindend
55. Intercostale anethesie = lokale verdoving waarbij een verdovend middel wordt
gespoten bij de zenuw en die tussen de ribben doorlopen zodat daar geen gevoel meer is.
56. Inter-rater reliability = Statistische metingen die bepalen hoe groot de overeenstemming is tussen de gevonden date door verschillende onderzoekers.
57. Keratoconus = Een dubbelzijdige asymmetrische hoornvliesziekte zonder onstekingskenmerken.
58. Klinisch spectrum = Alle observeerbare kenmerken van een stoornis of ziekte.
59. Klinische trial = Wetenschappelijk vergelijkend onderzoek aan patiënten.
60. Kno-problematiek = keel-, neus- en oorproblemen.
61. Laxantia = Laxeermiddelen
62. Meningitis = ontsteking van de hersenvliezen die om de hersenen en het ruggenmerg liggen.
63. Methodology = Methodologie= studie van de wetenschappelijke methoden en werkwijzen, waarmee kennis wordt verworven en waarmee de wetenschap vooruit wordt geholpen.
64. Modulatie = de overgang naar een andere toonsoort.
65. Morbiditeit = ziektecijfer.
66. Mortaliteit = sterftecijfer.
67. Multidisciplinaire = Betrekking hebben op meerdere disciplines.
68. Mutaties = veranderingen in erfelijke eigenschappen.
69. Nasale = met een neusklank.
70. Niet-invasieve prenatale test = Niet-invasieve screeningtest voor het opsporen van trisomie 21 (Down syndroom), trisomie 18 (Edwards syndroom) en trisomie 13 (Patau syndroom) bij de baby door het DNA van de baby in het bloed van de moeder te meten.
71. Nystagmus = Nystagmus is een verschijnsel of symptoom waarbij de ogen op een specifieke manier heen en weer bewegen, met een trage fase naar de ene kant en een snelle fase naar de andere kant.
72. Obstructief slaapapneusyndroom = Bij het obstructief slaapapneusyndroom (OSAS) ontspannen de spieren tijdens de slaap zodanig dat de tong en zachte delen in de keel de ademhaling blokkeren.
73. Ontwikkelingsstoornissen = Neurologische of psychiatrische aandoening die optreedt bij kinderen of adolescenten en die een belemmering en/of afwijking vormt in de normale ontwikkeling.
74. Palivizumab = Medicatie gebruikt tegen RSV of Respiratoir syncytieel virus.
75. Palpabel = tastbaar.
76. Papiloedeem = zwelling van het punt waar de grote oogzenuw de oogbol binnenkomt
77. Paradoxe = behandeling voor angststoornissen waarbij die toestanden worden opgeroepen waarvoor de angst bestaat.
78. Parasympathisch zenuwstelsel = Een deel van het autonome zenuwstelsel dat de organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam in een toestand van rust en herstel kan komen.
79. Pasteus = zacht.
Pedagogische adviezen = Adviezen die worden gegeven hoe je om moet gaan met een kind die een iets afwijkend gedrag stelt ipv een normaal gedrag.
80. Perceptiedoofheid = Gehoorverlies door aandoeningen van het slakkenhuis, de gehoorzenuw of zenuwbaan naar de hersenen
81. Persisterende = Aanhoudend/ blijvend.
82. Phenotype research = Fenotype onderzoek: Een fenotype is het totaal van alle waarneembare eigenschappen van een organisme.
83. Placebo = Medisch geneesmiddel zonder werkzame stof.
84. Polyradiculopathie = een verzamelterm voor alle aandoeningen waarbij enkele zenuwwortels aangedaan zijn
85. Polysomnografie = Polysomnografie (PSG) is een slaaponderzoek waarbij verschillende fysiologische parameters tijdens de slaap van de patiënt opgenomen worden.
86. Postpartum = hormonale veranderingen na de bevalling.
87. Prenatale diagnostiek = Prenatale diagnostiek is het opsporen van aangeboren of erfelijke afwijkingen bij het ongeboren kind.
88. Prevalence rate = De hoeveelheid van een percentage van de bevolking, bijvoorbeeld lijden aan een ziekte.
89. Prevalentie = aantal gevallen van een ziekte in een bepaalde groep mensen of in een bepaalde tijd.
90. Primaire lues = het eerste stadium, de directe infectie, waarbij een niet pijnlijk ulcus kan ontstaan
91. Profylactisch = met de bedoeling om te voorkomen dat iets gebeurt, in het bijzonder dat je ziek wordt.
92. Prognose = voorspelling.
93. Proximale = medisch dichtstbijzijnd.
94. Psychose = Een geestesziekte waarbij men wanen heeft.
95. Recessief = genetica.
96. Recidiverende incontinentie = terugkerende na een operatie.
97. Recombinant = DNA waarin een stukje vreemd DNA is ingelast
98. Regressief = Achteruitgaand.
99. Respiratoir syncytieel virus = Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is een virus dat gezien wordt als een van de belangrijkste veroorzakers van verkoudheid.
100. Respiratoire = medisch respiratoor, met betrekking tot de ademhaling.
101. Reversible = Aan beide zijde draagbaar.
102. Rizatriptan = is een geneesmiddel ontwikkeld door Merck & Co voor de behandeling van migraineaanvallen.
103. Schildklierautoimmuniteit = Als het immuunsysteem antistoffen maakt tegen de schildklier, dan kan dit leiden tot een hyperthyreoïdie (ziekte van Graves/Basedow) of een hypothyreoïdie (ziekte van Hashimoto). Het aantonen van de antistoffen in het bloed is onderdeel van de diagnose van een van de auto-immuun aandoeningen.
104. Scoliose = een zijwaartse kromming van de wervelkolom.
105. Secundaire lues = het tweede stadium, gekenmerkt door allerlei huidafwijkingen zoals een rash, roseolen.- Latente lues (lues latens) is het stadium waarin de huidafwijkingen al verdwenen zijn, er zijn geen klinische verschijnselen, wel is de luesserologie positie.
106. Significant = Beduidend, belangrijk, betekenisvol…
107. Significante = Van groot belang
108. Souffle = hartgeruis.
109. Spirochaetaceae = zijn een stam van dunne spiraalvormige bacteriën.
110. Standardised mean differences (SMD) = gestandaardiseerd gemiddeld verschil
concealment = verzwijging
111. Steenpuisten = Een steenpuist is een rode zwelling waar een puskop opkomt.
112. Strabismus = Scheelkijken.
113. Subsequent analyses = Opeenvolgende analyses.
114. Sumatriptan = Is een geneesmiddel uit de groep van de triptanen, dat wordt gebruikt wanneer iemand een aanval van migraine of clusterhoofdpijn heeft die niet met gewone pijnstillers bestreden kan worden. Het is een van de middelen uit de groep van de triptanen waar de meeste ervaring mee is opgedaan.
115. Syfilis = geslachtsziekte
116. Syndromen = alle kenmerken, symptomen van een ziekte bij elkaar.
117. Tertaire lues = is orgaanlues, bijvoorbeeld cardiovasculaire lues.
118. Thoraxfoto = een röntgenfoto van de borstkas.
119. Tracheobronchomalacie = Makkelijk dichtklappen van de trachea en bronchien.
120. Transfusie = inbrengen van bloed in het bloedvatenstelsel
121. Transiënt myeloproliferatief syndroom = TMZ is een voorloper-leukemie die alleen voorkomt bij kinderen met Down syndroom.
122. Treponema = de verwekker van lues of syfilus.
123. Trisomie = Een erfelijke afwijking waarbij er van een chromosoom drie stuks aanwezig zijn, in plaats van de normale twee.
124. Trisomy 21 = Downsyndroom =een aangeboren aandoening, hebben van een extra chromosoom 21.
125. T. pallidum subspecies pallidum = een bacterie soort van het geslacht Treponema met ondersoorten die ziektes kunnen veroorzaken zoals syfilis, endemische syfilis, pinta en framboesia.
126. Ventrikelseptumdefect = opening in het tussenschot tussen de linker en de rechter
hartkamer.
127. Vigilance = Waakzaamheid.
128. Vrij beta-humaan choriongonadotrofine = Humaan choriongonadotrofine (hCG) is een hormoon dat tijdens een zwangerschap door de placenta wordt geproduceerd.
129. Williams syndrome = Aangeboren ontwikkelingsstoornis gekenmerkt door een verstandelijke handicap en gelaatstrekken en die gepaard gaat met afwijkingen van de grote slagaders. Het syndroom wordt veroorzaakt door een deletie in chromosoom 7.
Trefwoordenlijst